“Het gaat niet door, mam, ze hebben ruzie!” roepen mijn ontbijtende pubers vrolijk in koor, terwijl ze het telefoontje van mijn leidinggevende doorschakelen naar onze zolderslaapkamer. En inderdaad, het gaat niet door, het huwelijk van 11.00 uur. Ze hebben ruzie! Ik besluit mijn tenniskleren dan maar aan te doen. Nog geen kwartier later opnieuw de telefoon: “Ze hebben het goed gemaakt!” klinken nu de enthousiaste kreten naar boven. Weer is het mijn collega: “Ja” vertelt ze “ze hebben het goedgemaakt, kun je alsnog komen? Ik heb ze gezegd dat ze een nieuwe afspraak moeten plannen, maar ze smeken om het door laten gaan.”

Het gaat om een reparatiehuwelijk. Ooit waren ze op Sinterklaasdag getrouwd. Toen bleek dat ze elkaar na hun scheiding niet konden missen, wilden ze persé weer op diezelfde datum JA zeggen. Maar … de ondertrouwtermijn van twee weken was overschreden. Op hun aandringen werd ontheffing aangevraagd bij de officier van justitie. De bijbehorende kosten hadden ze er met liefde voor over.

Aangekomen in het gemeentehuis besluit ik mij diskreet op te stellen. Met mijn meest neutrale gezicht begroet ik de receptioniste. “Goedemorgen!” De lach op haar gezicht spreekt boekdelen. Dan loop ik de burgemeester tegen het lijf. Onmiddellijk zegt hij veelbetekenend: “Wat een bijzonder vak heb je toch!” Ook hij is op de hoogte. Iederéén in het huis weet het al!

De aankomst van mijn ‘50+ reparatiesetje’ verloopt chaotisch. In toga wacht ik hen op bij de entree. Aan groeten komen ze niet toe. Hun vier honden sleuren hen langs mij de gemeentehal in. In de trouwzaal lopen de honden over het kersenhouten meubilair. Als ze maar geen poot optillen!

Twee zielige hoopjes ellende zitten uiteindelijk voor mij. Ik besluit mijn positieve verhaal van ‘Elkaar tóch niet kunnen en willen missen en samen weer vrolijk de toekomst tegemoet’ ter plekke aan te passen, met als openingszin dat het kennelijk vanmorgen niet bepaald rozengeur en maneschijn was, maar dat dat in de beste families voorkomt. Ze bestuderen hun schoenpunten. “Zouden ze JA zeggen?” vraag ik mij tot op het aller allerlaatste moment af. Het wordt een nauwelijks hoorbaar JA. Als de bende van ellende de zaal verlaat, vergeten ze hun trouwboekje. Het cliché ‘Garantie tot de deur’ staat onzichtbaar op mijn voorhoofd geschreven.

Ik doe nooit aan nazorg, maar van dit stel weet ik dat ze nog een aantal jaren hebben volgehouden samen.